Opzeggen van franchiseovereenkomsten: ook als het mag, kan het soms toch niet altijd In een franchiseovereenkomst is doorgaans een opzegbepaling opgenomen. Ondanks dat zo’n opzegbepaling contractueel door partijen is afgesproken, betekent dat niet automatisch dat de franchisegever daar in alle gevallen ook een beroep op mag doen. Hoe zit dit precies?
Opzeggen van franchiseovereenkomsten
Franchiseovereenkomsten zijn duurovereenkomsten, doorgaans met een looptijd van één tot vijf jaar. Sommige franchiseovereenkomsten komen aan het einde van hun looptijd automatisch te eindigen, maar soms moet een franchiseovereenkomst eerst worden opgezegd om te eindigen. Gebeurt dat niet (tijdig) dan wordt de franchiseovereenkomst verlengd met een nieuwe termijn. Verder kan er in de franchiseovereenkomst een tussentijdse opzegbevoegdheid staan die het mogelijk maakt voor de franchisegever om de franchiseovereenkomst tussentijds op te zeggen.
Redelijkheid en billijkheid
Ondanks dat een opzegbepaling contractueel door partijen is afgesproken, betekent dit nog niet dat de franchisegever daar ook altijd een beroep op mag doen. In dat kader kan verwezen worden naar een conclusie van de Procureur-Generaal van de Hoge Raad – het hoogste rechtsorgaan in Nederland (ECLI:NL:PHR:2024:590 - klik hier voor de volledige conclusie).
In deze zaak diende met name de vraag beantwoord worden in hoeverre een franchisegever terecht een beroep had gedaan op een opzegbevoegdheid in de franchiseovereenkomst. In zijn conclusie merkt de Procureur-Generaal in den brede op – refererend aan vaste rechtspraak – dat of een duurovereenkomst kan worden opgezegd in beginsel wordt bepaald door de afspraken in de overeenkomst zelf en de op die specifieke overeenkomst van toepassing zijnde wettelijke bepalingen.
Maar – en daar zit een belangrijk aandachtspunt – ook al voorziet een duurovereenkomst (zoals een franchiseovereenkomst) in een regeling voor opzegging dan kunnen de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen worden gesteld. Zoals het in acht nemen van een bepaalde opzegtermijn of een verplichting van de opzeggende partij om een (schade)vergoeding te moeten betalen aan de opgezegde partij. Het kan zelfs zo ver gaan dat een beroep op een in een overeenkomst opgenomen opzegbevoegdheid naar de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dan niet mogelijk is.
In de praktijk
Hoewel het uitgangspunt blijft dat ‘afspraak is afspraak’, blijkt uit het voorgaande dat een franchisegever niet altijd een beroep kan doen op een in de franchiseovereenkomst opgenomen opzegbevoegdheid. Soms dient een opzegging bijvoorbeeld gepaard te gaan met een aanbod tot een (schade)vergoeding aan de franchisenemer of kan er in het geheel niet worden opgezegd door de franchisegever vanwege de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Dat voorgaande is overigens te rechtvaardigen door erop te wijzen dat een franchisenemer doorgaans volledig afhankelijk is in zijn levensonderhoud van de franchisegever en de deelname aan de formule. Een franchisenemer heeft daarnaast vaak allerlei investeringen gedaan die door de opzegging van de franchiseovereenkomst teniet gaan. Doorgaan onder eigen naam na het einde van de franchiseovereenkomst is vaak ook geen optie vanwege een postcontractueel non-concurrentiebeding of omdat de bedrijfsruimte van de franchisegever wordt gehuurd.
Kortom, ook al staat er een opzegbevoegdheid in een franchiseovereenkomst dan betekent dat nog niet automatisch dat daar ook altijd een beroep op kan worden gedaan door de franchisegever. Per geval zal dus steeds geïnventariseerd moeten worden of er opgezegd kan worden en op welke manier die opzegging moet plaatsvinden.
Afsluitend
Wat ik hiervoor heb opgemerkt over de opzegging van de franchiseovereenkomst door de franchisegever geldt tot een bepaalde hoogte ook voor een opzegging van de franchisenemer. Echter, de franchisegever verkeert vaak in een minder afhankelijke positie ten opzichte van de franchisenemer dan omgekeerd het geval is en is de ‘sterkere partij’. In den brede heeft een franchisegever simpelweg minder last van een opzegging door een franchisenemer dan omgekeerd het geval is. Daardoor zal de kans geringer zijn dat een contractueel toelaatbare opzegging door een franchisenemer op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Voor vragen over franchiseovereenkomsten, het recht van eerste koop en verkoop van gefranchisede ondernemingen kunt u contact opnemen met DayOne, Jan-Willem Kolenbrander (kolenbrander@dayonelegal.nl).